uit onze archieven

Hans van Manen Gay&Night Winq

In memoriam: Hans van Manen

“Het is toch prachtig als een lichaam zweet!”

Leestijd: 7 min

In het najaar van 2007 sprak redacteur Joris van de Weerd met legendarische choreograaf Hans van Manen. Hierbij het volledige artikel, uit onze archieven!

Op de route naar het appartement in Amsterdam-Zuid van Hans van Manen, die deze maand 75 wordt, staat een billboard met de tekst: Who needs art? De perfecte openingsvraag voor het interview met Hans van Manen; een fijnbesnaarde lichaamskunstenaar met een zeer goed functionerend ‘stout-gen’. “Ik ben geen prins, ik ben nooit een prins geweest.”

Hans van Manen heeft geen introductie nodig. En mocht je blik zijn werk nooit hebben gekruisd dan is daar altijd nog Google - YouTube blijkt geen bron te zijn, wat opmerkelijk is voor een choreograaf die in de jaren ‘60 en ‘70 als eerste zijn werk op televisie liet uitzenden. Kunst hoort ook niet perse thuis in het theater vindt hij. “Als je een groot publiek weet te trekken met televisie, dan is dat geweldig. Voor het bereik van een uitzending zou je maandenlang in een uitverkocht Carré moeten staan.”

“oscar wilde zei: alle kunst is volstrekt nutteloos. dat zou best wel eens waar kunnen zijn”

Zijn choreografieën zijn abstract, maar de zeggingskracht is niet alleen zichtbaar voor het getrainde oog. Rauwe emotie en veel ondeugd zijn te zien, verweven met bewegingen uit het dagelijks leven. “Men is altijd maar bezig met het begrijpen van de dans. Er worden programmaboeken volgeschreven met verhaaltjes over wat je te zien krijgt”, zegt Van Manen. “Voor mij hoeft dat niet, het is een gevoelsmatige zaak. Tegenwoordig moet alles ontleedt en begrepen worden, daar word je helemaal gek van.”

Dus, voor wie wordt kunst nou eigenlijk gemaakt? 

‘Nou ja, zoals Oscar Wilde al zei: alle kunst is volstrekt nutteloos. Dat zou best wel eens mogelijk kunnen zijn, want je kan er niets mee bewijzen.”

Bent u in uw kunst op zoek naar een waarheid? 

“Met bewijzen bedoel ik het tot de kern door willen dringen. Mijn uitdaging is met zo min mogelijk, zoveel mogelijk te zeggen.”

Er is relatief maar een klein publiek voor ballet. Is het voor een maatschappij belangrijk dat het toch blijft bestaan?

“Natuurlijk! Ook voor de hele grote groep die er nooit naartoe zal gaan. Zoals het ook belangrijk is dat er sporten blijven bestaan zoals pingpong, tafeltennis pardon, waar maar een klein publiek voor is. Toen ik werd gevraagd om mijn ballet voor televisie te laten opnemen zei iedereen tegen me dat ik dat niet moest doen, dat ballet in het theater moest blijven. Daar heb ik me altijd tegen verzet en het heeft me de reputatie gegeven dat ik dans zou hebben gepopulariseerd. De grap is dat de bezoekersaantallen in het theater omhoog gingen na een televisie-uitzending.”

In zijn huis staat en hangt veel kunst, ook beroemde werken. “Ik vind kunst gewoon mooi, ik koop het niet als investering. Ik heb trouwens altijd alles voor bijna niets gekregen. En als je ziet wat het tegenwoordig allemaal waard is; dat geloof je niet! Bijvoorbeeld dat schilderij daar, heb ik ooit jaren geleden in San Francisco gekocht. In een galerie met wat vage, uitdragerige dingen. Ik zag dat ding hangen en vroeg: is ie te koop? Voor hoeveel? 300 dollar? Verkocht! Ik zei nog tegen m’n partner: dat gaat van het vakantiegeld af, maar het moet! Nu vraagt het Stedelijk Museum me wel eens het uit te lenen voor hun tentoonstellingen. Ja, Lichtenstein hè, het is een kunstenaar geworden met een grote naam. Moet je kijken wat die man met alleen maar puntjes maakt, adembenemend!”

Lichtenstein was een van de belangrijke spelers van de PopArt; een periode waar vaak met groot verlangen naar terug wordt gekeken. 

“Men wil altijd zo graag periodes als de dertiger jaren in Frankrijk, of de zestiger jaren in New York. Dat komt heus wel weer. Er zullen altijd fantastische mensen zijn, waar ze achteraf geweldige analyses op loslaten”, zegt van Manen.

inspiratie

“Als ik tijdschriften doorblader dan zie ik dat er een hoop gebeurt, in tegenstelling tot wat de critici beweren. Ook in het theater en de bioscoop zie ik genoeg. Er is ongelofelijk veel geweldigs te beleven. Maar mensen hebben het dan over ‘inspiratie’. Ik vind dat een heel vervelend woord [Van Manen steekt z’n tong uit en kijkt er guitig bij]. Vroeger had je artiesten en kunstenaars en die spraken niet over inspiratie, die zeiden: I steal wherever I can! [lacht] En zo is het: je steelt. Je ziet iets en dat gebruik je. Je bouwt voort op wat er is, maar doet net of het van jou is. Inspiratie zeggen ze dan...”

De zesde sigaret wordt opgestoken en het wijnglas gevuld met een perfect gekoelde Chardonnay. Van Manen kijkt even dromerig om zich heen en vervolgt dan: “In Mainz is een jonge choreograaf actief; Martin Schläpfer. Hij is echt goed, het is een mooie technische danser, heel veelzijdig. Hij heeft oog voor wat geweest is, maar het blijkt dat hij aan het canon een hele nieuwe dimensie weet te geven. Hij bouwt op traditie, en zonder traditie geen toekomst. Alleen maar toekomst, wat is dat? Het hoeft niet altijd weer wat anders te zijn. Je ziet het ook aan moderne musici, die hebben een klassieke opleiding gehad. Alle grote moderne componisten hebben een lange opleiding aan het conservatorium achter de rug. 

We hebben godzijdank de tijd van ‘nieuw-nieuw-nieuw’ achter ons liggen. Daar werd je echt gek van! Je kan van alles proberen, zoals een Swanlake van Matthew Bourne, met alleen mannen op het podium. Maar dat is ideeënkunst, daar ben ik niet zo dol op. Het is allemaal ‘conceptueus’, en juist omdat het dan vooral om de ideeën en gedachten gaat ben je altijd maar weer aan het lezen. Men moet tegenwoordig alles onderzoeken, ik krijg er echt een kind van! Laat iedereen z’n gang maar gaan, er is genoeg talent, ik maak me er niet druk om. Dingen gebeuren toch wel, het gaat erom dat je blijft creëren: making-making-making!”

het zwanenmeer

Het Zwanenmeer is een belachelijk ballet,” gaat Van Manen verder. “Soms ga ik er nog wel eens naartoe om te kijken hoe Marius Petipa het heeft gemaakt, want Petipa was een genie. Maar dan kijk ik alleen naar de eerste acte en ga ik weer, na een paar dagen kijk ik dan naar de tweede acte enz. Ik krijg het niet voor elkaar om het in een keer, 4,5 uur lang, te kijken. Ik ben op, mijn energie is verdwenen! 

Ik heb eens met de beste vertolkster van het Zwanenmeer aan een stuk van mij gewerkt, Lopatkina. Een ongelofelijke anekdote, die de meeste dansers nog steeds niet van me geloven. Lopatkina danste in Rusland het Zwanenmeer en na afloop ben ik me gaan melden voor de complimenten, puur formeel, want ik verwachtte eigenlijk dat ze zo snel mogelijk naar haar hotelkamer wilde. We zouden de volgende dag een paar van mijn passen gaan repeteren, maar toen de interviews klaar waren sommeerde ze iedereen het podium te verlaten, want ze wilde meteen met me aan de slag. Een fysiek, niet te geloven! Ik kan het niet eens aan om het hele Zwanenmeer achter elkaar te zien, en zij had het net gedanst! Het is onmenselijk, en toch deed ze het! Dat zijn die groten hè, de echte groten. Geen sterallures, maar als het op werk aankomt moet alles en iedereen wijken. Zelf kon ik goed dansen, maar ik ben geen prins, ik ben nooit een prins geweest.”

“men moet tegenwoordig alles onderzoeken, ik krijg er echt een kind van!”

Wanneer we praten over het vatten van menselijke emoties in lichaamstaal dan komt het gesprek al snel op een veelgebruikte uiting in zijn talloze choreografieën: sarcasme. Van Manen houdt ervan om hiërarchische verhoudingen te gebruiken. “Je kent dat wel, als iemand zo heel rustig en vriendelijk de meest grove dingen zegt of doet. Op een gegeven moment heeft bijvoorbeeld de hoofdpersoon in mijn stuk er genoeg van en maakt een heel mooi klassiek, poëtisch groot gebaar met haar arm, dat eindigt in een greep in het kruis van haar danspartner. Dat rauwe, dat gemene, dat agressieve... die stoute genen in mij laat ik altijd tot hun recht komen!

Koningin Beatrix heeft mijn ballet ooit eens mee willen nemen op staatsbezoek, als alternatief voor een staatsbanket. Maar dat ging helaas niet door. Officieel was het commentaar dat ze moeite hadden met die bezwete bovenlichamen van de dansers. Haha, zweet! Het is toch prachtig als een lichaam zweet?”

nureyev

Van Manen heeft met alle grote dansers uit zijn tijd gewerkt, en nog steeds staan zijn choreografieën op het repertoire van alle grote gezelschappen in de wereld. Jerome Robbins, Mikail Baryshnikov, Alvin Ailey, en we willen natuurlijk alles horen over Nureyev. Van Manen: “Nureyev was een vriend van me. Hij was aan het filmen in Londen en ik zocht hem op. We maakten grappen over de jongens op de set. ‘Kijk,’ zei Nureyev, ‘zie hoe leuk ik ‘m vind’, terwijl hij de aandacht op z’n kruis vestigde. Je hebt mensen met wie je kunt praten over wat je leuk vindt, wie je leuk vindt. Zonder dat het ranzig wordt, en zonder dat het iets betekent tussen jou en hem. Dat had ik met hem. ’s Avonds wilde hij uit, de man had een energie! Ik ging meestel eerder naar huis, maar dan belde hij me altijd later in de nacht vanuit zijn hotelkamer op met een enkel woordje: 'gelukt'! Hahaha, maar dat moest ook, met dat leven van die man.”

Van Manen kan nog uren doorvertellen over de talloze anekdotes met Nureyev, de vriend. Maar hij wordt serieus en gaat over op Nureyev, de grootheid. “Hij was iemand die zodra hij het toneel opging geen pijn voelde. Totale overgave. En aan het einde van de voorstelling in elkaar kon zakken. Begrijp je? Wat werkte die jongen hard! Hij was enorm gedreven en had een fysiek dat het blijkbaar aankon. Hij zorgde heel goed voor zijn lichaam, had altijd iemand bij zich voor massages en die precies wist wat er moest gebeuren.

Van de verhalen dat hij in de pauzes het theater uit zou gaan om de straat op te gaan geloof ik niets, hij was daar veel te serieus voor. Hij wist ook heel goed hoe hij zichzelf moest oppeppen. Als de voorstelling om 20.15 uur begon dan stond iedereen klaar, behalve Nureyev. Pas om 20.20 uur kwam hij heel rustig aanlopen en zei: ‘I’d like to have a tea please’, om vervolgens als het doek opging om 20:27 uur volstrekt geconcentreerd te zijn en de zaal in extase te brengen. Dat zijn dè goden!”

Van Manen sluit af met de conclusie: “Als je veel hebt, dan moet je veel doen. Als je rijk bent, dan ben je verplicht iets met die rijkdom te doen. Het is een hele opgave dat talent te benutten. Ik vind het geweldig.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Gay&Night #114, september 2007, met beeld geschoten door Erwin Olaf.

Powered by Labrador CMS