Drag Royalty
Gigi Pop Devereaux: “In de natuur zijn mannetjes het kleurrijkst, bij mensen is het andersom”
Gigi Pop Devereaux stond al op hakken ver voordat de wereld in de ban raakte van Drag Race. We spreken de queen uit Rotterdam.
“Als je mij dertig jaar geleden had gevraagd wat drag nou eigenlijk is, dan had ik je gezegd dat we vrouwen nadoen. Inmiddels zie ik mijn persoonlijke drag juist als een eerbetoon aan de vrouw. Ik kom uit een familie met sterke, knappe, vindingrijke vrouwen die alles in het leven altijd keihard hebben aangepakt, met succes ook. Ze hebben mij de wind onder mijn vleugels gegeven. Daarom heb ik zoveel affiniteit met de vrouwelijke kracht in mij.
In de natuur zijn mannetjes vaak kleurrijker dan vrouwtjes, als je naar de veren kijkt bijvoorbeeld. Bij mensen is dat andersom en dat heb ik altijd vreemd gevonden. Ik vroeg aan mijn moeder: ‘Waarom mag ik geen rok dragen?’ ‘Omdat je een jongen bent.’ ‘Maar meisjes mogen wel een broek dragen.’ ‘Dat is nu eenmaal zo.’ Gek werd ik van dat antwoord.
Toen ik vijftien was, stond ik voor de allereerste keer op hakken. Ik woonde in Amerika en had geen kostuum voor een Halloweenfeest. Mijn moeder gaf me toen het advies: ‘Ga als Grace Jones’. Ik had al een blockhead, deed blauwe oogschaduw op en lipstick, droeg een colbert met niets eronder. Mijn vrienden herkenden me niet met al die make-up. En toen dacht ik: ‘Hé…’
Ouder worden vind ik niet erg, want ik zou nooit terug willen naar de onzekerheid van vroeger. Ik ben nog steeds aan het leren, zeker ook van de jonge queens. Andere queens zie ik dan ook niet als concurrent maar als conculega. Dat ik dit mag doen, heeft me geestelijk een stuk gezonder gemaakt. Het is een creatieve uitlaatklep waarmee ik mezelf tegelijkertijd een spiegel voorhoud: dingen kunnen er ook anders uitzien. Zo leer je relativeren.
Of iedereen drag moet proberen? Dat is wat overdreven. Hetero cisgender mannen worden altijd sletten als ze in drag gaan. Die willen gelijk op de Wallen gaan liggen, hahaha!”
Interview: Martijn Kamphorst
Beeld: Armando Branco
Licht: Michiel Fischer
Met grote dank aan het Torpedo Theater