uit onze archieven

Erwin Olaf: “Extreem is het nieuwe mainstream”

I AM
Leestijd: 13 min

In de zomer van 2012 sprak Winq-hoofdredacteur Martijn Kamphorst met fotograaf Erwin Olaf. Hier het volledige interview, uit onze archieven!

Erwin Olaf, een van Nederlands meest bekende exportproducten. Hij brak door met extreme beelden waar het sperma in het rond vloog, maar tegenwoordig focust hij zich steeds meer op het introverte. Deze bezige bij, die ondanks zijn longemfyseem geen moment stilzit, probeert met zijn geënsceneerde vrije werk immer de kijker zijn eigen invulling te laten geven. We vroegen de fotograaf naar zijn recente projecten en zijn ongezouten mening over homo-emancipatie in Nederland anno nu: “Ik vind het óngelooflijk leuk als mensen in een string met boa’s in hun reet op een boot willen staan.”

Je nieuwe fotoboek OWN is net verschenen, dit is een overzichtswerk van je volledige oeuvre. Hoe heb je de selectie gemaakt?

“Ik heb eigenlijk geselecteerd op wat ik zelf mooi vond in de zin van belangrijk voor mijn carrière, voor mijn ontwikkeling. Soms maak je een fotoserie waarin niet elke foto fantastisch is, maar waarin de ene foto de andere uitlegt. Eigenlijk is het een soort dagboek, maar dan in foto’s, van mijn geest, van wat ik in de loop der jaren heb gedacht. De volgorde heb ik zelf bepaald, omdat ik het niet chronologisch wilde hebben. Ik wilde meer een gevoel weergeven van wie ik ben. Het boek is een rollercoaster omdat ik zelf het idee heb dat ik vanbinnen naar alle kanten schiet.”

I Wish / I Am / I Will Be

Je begon ooit als tekstjournalist. Wat bewoog je precies om verder te gaan met fotografie?

“Op de school van de journalistiek vond ik schrijven al geen zak aan. Dat wil zeggen, ik vond het heel moeilijk. Ik kon er de concentratie heel moeilijk voor opbrengen. Een zin kun je eindeloos veranderen, maar met fotografie was dat toentertijd anders. Je schoot een filmpje vol, dat ontwikkelde je, drukte je af, en dat was het. Je kon het wel licht of donker afdrukken, maar meer kon je niet doen. En dan was het goed of het was slecht. Dat was en is met schrijven natuurlijk nooit. Mij paste het gewoon veel beter om te fotograferen, een leraar deed me dat inzien. Toen ik van school afkwam was ik werkeloos, zoals heel Nederland. Iemand vroeg me toen op een verjaardag: ‘Wat doe je?’ waarop ik antwoordde ‘Niks’. Mijn toenmalige vriend zei toen: ‘Jawel, je fotografeert’. En zo kwam ik aan een baantje als assistent voor die man. Vervolgens ging ik als fotograaf werken voor de Sek, het maandblad van het COC, om mezelf te ontwikkelen. Daarna werkte ik voor de Gay Krant en vervolgens voor een heel groot homoblad in Frankrijk, daar verdiende ik mijn eerste geld mee. Al die tijd was ik ook al met vrij werk bezig. De jongen met de champagnefles in 1985 was mijn doorbraak. Die foto maakte ik in de tijd dat ik wanneer ik me op een zaterdag verveelde lekker met vrienden de studio in ging om foto’s te maken. In 1988 maakte ik Chessmen, waarmee ik internationaal doorbrak. In 1983 leerde ik Hans van Manen [choreograaf van het Nationale Ballet - red.] kennen toen ik hem moest fotograferen voor de Sek. Hij zei tegen mij: ‘Je moet áltijd, hoe dan ook, vrij werk blijven maken’. Hij heeft me heel erg gestimuleerd, en liet me ook uitgeven. Ik voel nu steeds minder de behoefte tot opdrachten. Het probleem bij het maken van vrij werk is echter altijd geld, en dat genereer je met opdrachten. Daarnaast hebben die opdrachten uiteindelijk ook mijn identiteit helpen creëren.”

“soms geeft een rolletje spek een foto net dat beetje extra”

Kun je iets meer vertellen over de visie achter je nieuwste serie The Keyhole die in oktober zijn Nederlandse première gaat beleven?

“Vaak is een tentoonstelling een verzameling foto’s in een ruimte waarbij je denkt, mooi, mooi, lelijk, lelijk, mooi. Ik ben al een paar jaar aan het onderzoeken of het niet interessanter is om je bezoeker mee te voeren in een emotie wanneer hij een expositie bezoekt, zoals je dat bij boeken, muziek of films weleens hebt. Bij film kan ik huilen, heel mooie muziek ontroert me, bij een mooi boek kunnen er ook tranen opkomen. Bij fotografie echter, afgezien van heel heftige nieuwsfotografie, heb ik dat niet. Het lijkt mij zo mooi dat je als bezoeker een ruimte binnenkomt en dat er iets meer met je gebeurt. Dat betekent dat je film en fotografie, misschien ook beeldhouwwerk, moet combineren. Voor The Keyhole werkte ik vanuit een soort poppenhuisidee, waarbij zich in iedere kamer iets anders afspeelt en je wanneer je je in één kamer bevindt, je nooit weet wat zich in die andere kamers afspeelt. Wij zitten hier te praten, in de volgende kamer zit misschien iemand te huilen, verderop liggen ze allicht een potje te neuken. We hebben dus een heel decor gebouwd, met een doorkijk.”

Cover OWN - ISBN 9789491301025

“Neem de coverfoto van OWN. Het jongetje dat ik op de foto zette keek op een gegeven moment door het sleutelgat van het decor, het beeld dat je nu op de cover ziet. Hij gaf mij eigenlijk het idee voor de serie. Hij geeft met een heel simpele actie weer waar ik het over wil hebben; door het sleutelgat kijken van de ene wereld in de andere wereld. Dat idee heeft zich uitgebreid naar een installatie met twee deuren. In het midden bevinden zich twee wanden met daarin tien foto’s gemonteerd. Als je door de sleutelgaten van de deuren kijkt zie je twee verschillende filmpjes. Eigenlijk laten ze allebei hetzelfde zien. In het ene filmpje wordt een jongetje in een jaren twintig setting op schoot getild door een man, in het ander door een vrouw. Er gebeurt op dat moment wat tussen je oren. Er zijn mensen die niet langer dan vijf seconden door een van die sleutelgaten kunnen kijken, terwijl andere mensen eindeloos blijven zitten. Dat je denkt: hoepel eens op [lacht]. Ik vind het ontzettend intrigerend wat je kunt bewerkstelligen tussen de oren van mensen. Je raakt ook een thematiek aan die moeizaam is. Ik vind dat je in je vrije werk niet te gemakzuchtig met je publiek moet omspringen, het moet meer zijn dan simpelweg mooi of lelijk. Soms geeft een rolletje spek op de heupen van je modell de foto net dat beetje extra, het kan iemand heel echt, teder, aanraakbaar maken. Ik ben niet alleen geïnteresseerd in esthetiek, integendeel.”

In oktober 2011 won je de Johannes Vermeer Prijs. Je gaf aan met het geld een serie foto’s te gaan maken over de wereld van het interbellum in Berlijn. Hoe staat het daarmee?

“Ik ben er nu één keer foto’s wezen nemen. Het is best moeilijk, maar heel intrigerend om te doen. In juli ga ik voor de tweede keer om het af te maken. Het is op locatie, dus we hebben nu gefotografeerd in een heel mooie hal van de vrijmetselaars, in een prachtig zwembad uit 1900 en in het Olympisch Stadion uit 1936. Ik ga nu bijvoorbeeld nog naar Rathaus Schöneberg, waarvoor Kennedy zei: ‘Ich bin ein Berliner’. Ik wilde een keer de studio uit, dus ik ben nu aan het ensceneren op locatie. Dat is voor mij een zware technische bevalling. De fotoserie gaat deze keer over macht. The Keyhole heeft iets met schaamte, Grief had iets met verdriet, Hotel had iets met eenzaamheid. Ik merk dat ik steeds meer bezig ben met de choreografie van het lichaam. Hoe houdt iemand z’n lichaam en kijkt iemand, bijvoorbeeld, als-ie met macht bezig is? Het is krankzinnig moeilijk, want ik moet het ook actueel maken. Ik denk dat onze wereld, het westen, ook in een overgangsperiode zit. Er moet alleen nog iets meer gebeuren en dat is nog even een zoektocht. Ik doe heel veel op gevoel, maar ik vertrok vanuit de Duitse schilderkunst van het interbellum. Uiteindelijk kwam ik uit bij dat machtsprincipe.”

Als je werk van vroeger en van nu vergelijkt, zou je dan zeggen dat je kalmer bent geworden? In de jaren tachtig fotografeerde je bijvoorbeeld nog veel meer expliciet naakt.

“Ik merk dat hoe ouder ik word, hoe ingetogener ik word. Vroeger was ik heel erg bezig met barok en decadentie. Nu vraag ik me af of het nodig is om een ruimte vol te zetten met zwaar geschminkte mensen om je boodschap over te brengen. Het is niet zo dat je van je 21ste tot je 53ste hetzelfde blijft. Je verandert, en als je heel eerlijk wilt zijn in je werk, kun je alleen maar volgen wie je op dat moment bent en wat je op dat moment denkt. Ik ben op dit moment ook weer ontzettend aan het zoeken. OWN leest niet alleen als een dagboek van mijn leven, maar ook van mijn tijd. Als ik in de jaren tachtig een model – waarvan ik had gehoord dat ze een paar jongens in elkaar had geslagen en 150 kilo kon liften – vroeg of zij een jongen voor me boven haar hoofd wilde tillen op de foto, zei zij: ‘Ja natuurlijk, maar dat moet dan wel naakt’. Dat was de jaren tachtig, dat zou nu niemand meer vragen. De tijd is veranderd, en ik ook. Ik merk wel dat ik met mijn nieuwe foto’s weer een heel andere kant op ga. Vroeger was dat heel extreme nog opzienbarend, nu is het relatief mainstream, het aanbod aan creativiteit is veel groter. De noodzaak is verdwenen om me heel decadent te uiten, want het wordt al zo veel om me heen gedaan. Ik ben ook 53, ik ga soms gewoon om twaalf uur naar bed. Tegen de tijd dat het een beetje leuk begint te worden gaat opa Olaf lekker slapen. Ik was laatst in de Church en daar kwam ik al snel tot de realisatie dat het uitgaan niet meer helemaal in me zat. Als je eerlijk wilt zijn in je vrije werk, moet je het dicht bij jezelf zoeken, en vroeger was mijn omgeving gewoon een stuk decadenter.”

Hope

De journalistieke fotografie is volgens jou de koning onder de fotografie, hoezo?

“Wat ik in de journalistieke fotografie zo ontzettend bewonder is dat mensen echt bijna letterlijk hun leven geven om dicht op de huid te gaan zitten van het afschuwelijke wat de mensheid elkaar of de natuur kan aandoen. Vaak in prachtig gecomponeerde beelden. Je kijkt naar het beeld en je begrijpt het hele verhaal, je zíét de oorlog, je zíét de honger, je zíét het lijden. En dat gedaan in één overzichtelijke seconde die niet te bewerken valt. Dat is voor mij, naast de schilderkunst, vaak meer een inspiratiebron dan geënsceneerde fotografie of documentairefotografie. Het is eigenlijk de enige vorm van fotografie die mij kan ontroeren, die me kan doen walgen, woedend kan maken. Als ik dat soort situaties zou ensceneren, zouden mensen zeggen, wat een aanstellerij, maar de beelden vormen wel een voedingsbron voor me.”

Zijn er nog bekendheden die je ontzettend graag nog een keer op de foto zou willen zetten?

“Heel raar eigenlijk, maar ik ben nooit zo van de beroemdheden. Ik word daar heel onzeker van. En daarbij, ze komen en ze gaan, net als golven van de zee. Wie ik wel fotografeer zijn mensen die ik echt bewonder. Laatst heb ik bijvoorbeeld Jaap van Zweden gevraagd of ik hem mocht portretteren, omdat ik dat een ontzettend krachtige man vind. Hij is een erg goede dirigent en heeft ook nog eens een sterke kop. Als Lady Gaga me zou vragen, zou ik dat natuurlijk doen, begrijp me niet verkeerd. Als Madonna me belt zou ik het ook nog wel doen. Maar ik denk dat ik ook dan toch op zoek zou gaan naar de simpelheid, niet naar het glamoureuze. Ik wil de stand van zaken registreren. Hoe staat iemand ervoor? En dan natuurlijk wel op een mooie manier.”

Hotel Erwin Olaf
Hotel

Hoe selectief ben je met commerciële opdrachten, zijn er dingen die je bewust afwijst?

“Ik doe nooit meer wat met sigaretten, omdat ik zelf nogal last heb van m’n longen, dat is een soort principeding. Dat besluit heb ik overigens pas genomen toen ik al een paar jaar longemfyseem had. Ik zou ook nooit voor extreme politieke partijen fotograferen. Het is vooral belangrijk dat het binnen het beleid van de studio past, binnen de visie die ik heb en waar ik bijvoorbeeld over vijf jaar wil zijn. Als ik in Nederland een opdracht aanneem, kun je er vergif op innemen dat er door de opdrachtgever heel veel publiciteit omheen wordt gegenereerd. De foto’s vind je dan terug in alle kranten. Op zich ben ik daar heel erg trots op, maar je hoeft toch niet elke scheet zo groot uit te vergroten. Ik ben soms een beetje bang dat mensen anders moe van me worden. Ik wil gewoon nog lang mee. Het lijkt me mooi om tot aan mijn dood wel te hebben dat iedereen blij is elke keer dat ik wat doe. ”

Je gaf eerder al aan dat je veel inspiratie haalt uit de Italiaanse en Franse cinema uit de jaren zeventig en tachtig. Heb je er weleens over nagedacht zelf meer met film te gaan doen, zoals Anton Corbijn?

“Ik ben toevallig nu bezig met een film. Het ding met film is, dat je heel veel geld nodig hebt. En voordat je het geld hebt, ben je al weer twee jaar verder, en dan ben ik al verveeld. Ik ben nu met een project bezig dat er gunstig uitziet. Als dat doorgaat, ga ik echt twee jaar lang aan een film werken, waar ik heel veel zin in heb. Als je longemfyseem hebt weet je dat je levensverwachting beperkt is. Een paar jaar geleden was ik bezig met een kinderfilm, maar toen dacht ik, jeetje, ik heb nog maar zoveel levensjaren te verspillen. Over dit project ben ik echter heel enthousiast. Je hebt mensen die ontzettend mooie dingen maken, maar zo veel in de publiciteit komen, dat ik gewoon een hekel aan ze heb, terwijl ik soms niet eens weet wat ze doen.”

“we kunnen overal hand in hand lopen, we doen het alleen niet”

Kun je er al iets over loslaten?

“Nee, haha. Maar het is een adaptatie van een heel mooie Nederlandse roman, van een schrijver die ik erg bewonder. We gaan proberen hem in een buitenlandse taal te filmen. Het is een boek dat zich in meerdere landen afspeelt en in zeer veel talen vertaald is. Ik hoop dat het zich de komende maanden zal gaan ontrollen.”

Even wat anders. Van de zomer komt er weer een hele reeks gay evenementen aan, ik noem een Roze Zaterdag, Roze Woensdag, Roze Maandag, Gay Pride. Denk jij dat dit soort evenementen nog nodig zijn? 

“Ik vind het óngelooflijk leuk als mensen in een string met boa’s in hun reet op een boot willen staan. Dat vind ik het allerleukste, dat je dat wél mag doen, dat je dat wél in een klein slipje kan doen en dat dat niet een schande is voor de hele homobeweging. Want ik vind dat diversiteit moet worden gevierd. Zo eens in het jaar. Op één gelegenheid. En dan kan het mij helemaal niet schelen wat iemand aan heeft. Want je hebt mensen die er gewoon smakeloos uitzien en mannen die er heel sexy uitzien, en dat is de diversiteit van de homo- lesbische- en transgenderbeweging. Maar alleen maar feest, dan missen we het doel. We zouden eigenlijk de mentaliteit van de Nederlandse maatschappij langzaam maar zeker moeten proberen te veranderen. De wetten zijn allemaal bijna aangepast, we kunnen overal hand in hand lopen, we doen het alleen niet. En dat moet juist gaan gebeuren. Ook moeten we zelf toleranter worden naar anderen toe. Als wij het nodig vinden om in al onze diversiteit erbij te lopen, moet de rest van de maatschappij dat ook mogen. Als je maar met je poten van elkaar afblijft en elkaar niet loopt uit te schelden. Dus ik ben heel erg voor een feest waarin diversiteit wordt gevierd, maar ik vind dat we op een gegeven ook moment moeten zeggen, nu gaan we niet feesten, maar nu gaan we serieus bezig. Wanneer er iets ernstigs gebeurt, moeten we eens met z’n allen op die ernstigheid duiken. Toen ik vorig jaar in Berlijn was, sprak ik met iemand die me vertelde dat er bij een ijssalon twee jongens waren weggestuurd door de eigenaar omdat ze elkaar zaten te zoenen. Een week daarna, hoe ze het voor elkaar hebben gekregen weet ik niet precies, stond er vijfhonderd man met elkaar te zoenen op het terras van die ijssalon. Dat moeten wij als homogemeenschap gaan doen, we moeten solidair zijn met elkaar. Dat die mannen in Utrecht, die zijn weggepest, het helemaal in hun eentje hebben moeten opnemen tegen de gemeente is heel erg. Maar dat wij als homoseksuelen niet bij die mannen in de voortuin hebben gestaan vind ik erger. Dat is omdat we daar geen systeem voor hebben, maar dat zouden we moeten ontwikkelen. Ik zou niet weten hoe, maar daar moeten we naar gaan kijken. Zodat we naast het feesten, wat hartstikke belangrijk is, naast het in de kroeg hangen, naast het zonder T-shirt op de dansvloer staan, ook eens denken, hé, er zijn nog heel veel homo’s die het niet zo makkelijk hebben als ik. Eigenlijk zou een intelligente groep homo’s er over na moeten gaan denken hoe we elkaar kunnen mobiliseren. We moeten ons ook bereider gaan tonen om in het grotere plaatje te gaan denken.”

The Keyhole

Mei 2010 gaf je aan teleurgesteld te zijn in de jonge generatie homo’s, omdat ze zo vaak weigeren voor hun eigen rechten op te komen en dacht je er zelfs aan te verhuizen. Je woont zo ver ik weet nog steeds hier toch? Betekent dat dat je vindt dat we inmiddels verdraagzamer zijn geworden met z’n allen?

“Ik vind wel dat het beter is geworden, en ik dacht ook, ja hallo, ik ben hier geboren en getogen, ik kan me niet weg laten jagen! We moeten het eerst hier proberen te veranderen. Het is in Nederland absoluut niet zo’n drama als in Irak of Iran. Ik vind wel dat we wat van Berlijn kunnen leren, van de pittigheid van de homo’s daar, die laten zich echt de kaas niet van hun brood eten.”

Naar aanleiding van die gebeurtenis heb je toentertijd de Black Tea Party georganiseerd om tolerantie te promoten. Nu ga je 22 juli een tent hosten op het Milkshake Festival met een Black Pool Party. Kun je daar iets meer over vertellen?

“Het Milkshake festival is eigenlijk een festival om de tolerantie en diversiteit en vrijheid van Amsterdam te vieren. Daarvoor hebben AIR en Paradiso de handen ineen geslagen. Ik ga een grote zwarte tent hosten voor een man of tweeduizend waar een zwembad in komt. Ik ben nog met een aantal acts bezig, maar alles zal watergerelateerd zijn. Van een waterballet tot een waterorgel. Wie bij de Black Tea Party was, weet dat we hard ons best moeten gaan doen om dat feest te overtreffen. Dat was zo goed. Ik wil ook prediken dat je moet kunnen doen waar je trek in hebt, dat je niet per se strak en gespierd hoeft te zijn, maar dat je ook je eigen liberale figuurtje met trots mag vertonen.”

Dit interview verscheen eerder in Gay&Night Magazine #172, juli 2012.

Powered by Labrador CMS