
Reizen: buitenbeentjes in de Indische oceaan
De Seychellen: 115 unieke eilanden
115 eilanden, waarvan de meeste onbewoond: officieel is het Afrika maar stiekem beschikt deze eilandnatie over zijn eigen snippertje oercontinent. Op naar het wilde westen van de Seychellen.
Het is eind februari en Le Jacques Cartier vaart door de tropennacht tussen Astove en Poivre, twee atollen in een verre uithoek van de Indische Oceaan. Hoewel de eilanden ruim 800 kilometer van elkaar vandaan liggen, maken ze allebei deel uit van de Seychellen. De elektromotoren zoemen, het zeewater dat rondom de romp borrelt wordt door schijnwerpers onder de waterlijn neonblauw verlicht; alsof we door een gigantisch bubbelbad glijden. In het restaurant is een galadiner aan de gang. Ik zit aan tafel met de kapitein en een gemêleerd gezelschap van twintigers tot tachtigers. De vrouw die ik overdag alleen aan haar snorkel herken, zit naast me in haar mooiste jurk, haar hoog opgeföhnd. Le Jacques Cartier mag zich dan wel stoer een expeditieschip noemen, in feite is het een klein en zeer comfortabel cruiseschip – je moet alleen met gemotoriseerde rubberboten aan wal, want havens en cruise terminals vind je in deze contreien niet. De dikke laag zeezout, koraalzand en zonnebrand die aan je kleeft na een wandeling op een onbewoond eiland, kun je eraf wassen met een selectie Clarins producten die in je badkamer op je wachten. Zo ziet een vijfsterren-ontdekkingsreis eruit.
Confetti-eilanden
Het eilandstaatje Seychellen mag dan het kleinste land van Afrika heten, van de 115 eilanden die het omvat is er maar een handjevol bewoond; het gros van de bevolking woont op het hoofdeiland Mahé en een tweetal nabijgelegen eilanden. De rest van de eilanden ligt als confetti verspreid over een enorm stuk oceaan grofweg ten noorden van Madagaskar en ten oosten van Tanzania. Sommigen zijn van graniet, met imposante rotsformaties op het strand. Anderen zijn van koraal. Onder de waterspiegel wemelt het van het leven—opnieuw een confetti, dit keer van vissen, rond koraalriffen die zelden bezoekers zien. In de afgelopen dagen hebben we er al heel wat paradijselijke stranden verkend; wandelend, snorkelend, soms luierend met Bellini uit de snel opgezette cocktailbar in de hand. Tropische paradijsjes met Franse namen, stippen en strepen wit zand tussen kokospalmen en turquoise golven. Elk met een eigen karakter, een eigen fauna, en een eigen verhaal in de lange geschiedenis van de Indische Oceaan.
Neem de Amirantes-groep, die achter ons ligt. De onbewoonde archipel staat bekend als een landschildpaddenparadijs en behoort tot de zogenoemde Buiteneilanden: het wilde westen van de Seychellen. De Binneneilanden, waar de meeste inwoners op het hoofdeiland Mahé wonen en toeristen hun #blessed-momenten in luxe vijfsterrenresorts instagrammen, bevinden zich nog eens duizend kilometer noordoostwaarts; het zijn de granieten pieken van een verdronken mini-continent. Menig Seycheller die zijn of haar of hun hele leven aan de bewoonde kant van de eilandstaat heeft doorgebracht, heeft slechts van de buiteneilanden gehoord. De afstanden zijn enorm, de charters onbetaalbaar en de accommodatie beperkt tot een handvol eenvoudige gastenverblijven. Het handjevol permanente bewoners veegt airstrips aan, en bewaakt de stranden tegen stropers die het op schildpaddenvlees en vogeleieren hebben voorzien.
Zo vlak na het zien van Triangle of Sadness, waarin een luxe superjacht vol geprivilegieerde passagiers door een soortgelijk decor glijdt, hou ik de bemanning graag te vriend. In de film draaien de rollen om als het noodlot toeslaat en het schip onder de golven verdwijnt. Gestrand op een onbewoond eiland wordt de knappe influencer het seksslaafje van de Filipijnse toiletjuffrouw. Ook op Le Jaques Cartier is de bemanning, behalve uit de Seychellen, grotendeels Filipijns en Indonesisch. En net als in de film is er aan over the top luxe geen gebrek, inclusief een benedendekse onderwaterlounge waar je onder het genot van een cocktail en walvisgezang naar voorbijtrekkende vissen kunt kijken.

Toch houdt de vergelijking daar wel ongeveer op. Onder de andere passagiers ontmoet ik geen wapenhandelaren of influencers die een noodlottige storm of een kaping verdienen. Misschien is het omdat het schip van een Franse rederij is, maar het publiek is smaakvol chic –veel Frans oud geld, maar ook Duitsers en Amerikanen in hun minder luide varianten. We hebben geluk met het weer; het kan in deze hoek van de Indische Oceaan flink spoken. Wie meegaat moet wel bereid zijn, en fit genoeg, om dagelijks in een deinend rubberbootje de elementen het hoofd te bieden. Het is telkens weer een kleine expeditie, en dankzij dagelijkse lezingen van meereizende biologen, geologen en andere experts, leer je bij elk bezoek iets nieuws.
Huisdieren van 100 kilo
Tien dagen geleden zijn we vertrokken uit Mahé, na een korte verkenning van de hoofdstad Victoria. Het hoofdeiland waar 90 procent van de bevolking woont is een heerlijk begin. Hoewel zich er inmiddels een volwassen toeristenindustrie op het eiland heeft gevestigd, voelt het nog lekker sloom, ver van de boze buitenwereld. Een plek waar iedereen via ‘radio bamboe’, zoals men het roddelcircuit noemt, alles van elkaar weet, en waar na het avondnieuws bingo wordt gespeeld. Boven de hoofdstad Victoria krabben granieten bergpieken aan de wolken. De Kathedraal van de Onze-Lieve-Vrouw van Onbevlekte Ontvangenis staat gebroederlijk naast een Tamil tempel gewijd aan de hindoegodin Mariamman.

De melting pot van Europese, Afrikaanse en Aziatische invloeden die je in de gezichten ziet, vind ik ook in de keuken van restaurant Marie Antoinette, een lokaal instituut van Creoolse cuisine dat in 1972, tegelijk met de komst van de eerste internationale vluchten de deuren heeft geopend. Het is gevestigd in een monumentaal houten gebouw vol oude familiefoto’s, en de wind waait er lekker door de openstaande ramen. Het simpele menu van gegrilde vis, kipcurry’s en gefrituurde papegaaivis is sinds de opening ongewijzigd. Op de binnenplaats kijkt een portret van de La Buse, een legendarische piraat die ergens op het eiland een enorme schat zou hebben verstopt, uit over een tuintje met een half dozijn reuzenschildpadden. Volgens de uitleg op de achterkant van het menu waren de schildpadden geen attractie, maar huisdieren.
Ik geloof niet dat ik ooit eerder in een land ben geweest waar de huisdieren 100 kilo wegen en hun baasjes een paar generaties lang overleven. Maar een Seychelse passagier aan boord van het schip bevestigt later dat menig huishouden een paar van die joekels in de achtertuin heeft –volgens de lokale traditie krijg je er eentje bij de geboorte van je eerste dochter. Sommige van de schildpadden zijn zo aanhalig als katten: als je ze in de nek krabbelt, leunen ze er lekker in. Onlangs de leeftijd van achterin de tachtig blijken de schildpadden bij Marie Antoinette in de tuin flink bronstig te zijn: een gestage stroom nakomelingen wordt volgens de eigenaresse overgeplaatst naar het naburige eiland Curieuse.
Dat is ook de eerste bestemming van Le Jacques Cartier. Het schip gaat even voor de kust voor anker. Vanaf een platform dat vernuftig uit het achtersteven schuift worden de passagiers in zodiacs (gemotoriseerde rubberbootjes) gezet, die heen en weer pendelen naar een hagelwit strandje. Het is het soort strand waaraan je de Seychellen meteen herkent: het wordt aan weerszijden door granieten rotspartijen begrensd. Hier heeft het droomplaatje een zwart randje: tot aan 1965 was het eiland een leprakolonie. Verderop aan het strand is daar in de voormalige dokterswoning een aan museum gewijd. Toch, wat een locatie: áls je dan toch ergens lepra moet hebben, dan maar hier

Op autovrij La Digue rijdt de hele bevolking rond op mountain bikes. Voor een klein bedrag kun je ze huren—met een mandje achterop—om zo een serie fabelachtige stranden vol spectaculaire granieten rotsformaties mee te verkennen. Op Praslin, het derde en het laatste bewoonde eiland op de route, verken ik de Vallee du Mai, een vallei vol reusachtige Coco de Mer-palmbomen. De dubbele kokosnoten die eraan hangen lijken een beetje op het achterste van een bevallige dame. Toen een Britse legerofficier de vallei in de achttiende eeuw bezocht, meende hij er de oorspronkelijke tuin van Eden te hebben gevonden. Aan de suggestieve vorm van de kokosnoten leidde hij af dat deze de zondeval zouden hebben ingeleid. Een tijdgenoot maakte korte metten met die theorie door op te merken dat Eva dan wel flinke kaken zou moeten hebben gehad: uit een kokosnoot van dertig kilo met een tien centimeter dikke schil neem je niet zomaar een hap
De Robinson crusoe-fantasie
Hoe verder we van de bewoonde hoofdeilanden verzeild raken, hoe meer het op een verloren paradijs begint te lijken – de Robinson Crusoe-fantasie. Het gebrek aan menselijke aanwezigheid op de Buiteneilanden heeft ervoor gezorgd dat het ecosysteem hier relatief onaangetast is gebleven en er zijn dan ook talloze vogels en in isolatie geëvolueerde diersoorten die je nergens anders ter wereld aantreft. Het bladerdak van het dichtbegroeide Rémire is zo druk met exotisch gevogelte dat de expeditieleider ons speciaal waarschuwt om vooral niet met open mond naar boven te kijken.
Het leven aan boord valt snel in een aangenaam ritme. Elke ochtend begint met een groene stip aan de horizon. Tijdens het ontbijt zie je het expeditieteam, dat uit doorgewinterde biologen en gidsen bestaat, met gemotoriseerde rubberboten over aquamarijne lagunes richting een witte streep zand stuiteren. Daarna pendelen de passagiers met diezelfde bootjes heen en weer naar het eiland, voor een frisse duik of een wandeling. Na de lunch aan boord is er vaak een lezing georganiseerd over uiteenlopende onderwerpen, van een stoomcursus exotisch gevogelte tot een gedetailleerde verhandeling over koraalriffen. ’s Middags krijgt iedereen een uurtje om tussen de weelde van vissen en zeeschildpadden van de ongerepte koraalriffen te snorkelen, en dat alles wordt afgesloten met een uitgebreid diner

De route tussen Astove en Poivre is de laatste volle dag op zee. Op de brug geeft kapitein Dupuy me een rondleiding en vertelt hoe het schip speciaal ontworpen is om afgelegen uithoeken van ’s werelds oceanen te verkennen. Het wordt aangedreven door een dieselelektrisch systeem dat uitzonderlijk stil is, en zo het leven onder water zo min mogelijk verstoort. Die avond leidt hij een afscheidsceremonie waarbij de 127 bemanningsleden in de zilte zwoele zeelucht rondom het zwembad staan opgesteld. Een voor één kondigt hij ze aan voor een welverdiend applaus: de chef-kok; de hotelmanager; het expeditieteam, de obers; de schoonmakers; de zangeres; de vrouw die de giftshop bemant. Ik applaudisseer extra hard voor de mannen die ons dagelijks veilig in driftig deinende rubberbootjes hebben gehesen, de gidsen die ons op menig ongerept strand wegwijs hebben gemaakt, en de expeditieleider die precies wist waar de haaien zaten, en waar niet. Aan boord van een Frans schip kent men zijn prioriteiten, en de sommelier kan op een staande ovatie rekenen. Vogels spotten in een modderig mangrovebos of tussen de schaduwen van zeeschildpadden door de lagune van een atol waden is leuk en aardig, maar zonder het vooruitzicht op een glas wijn bij de lunch zou het niet hetzelfde zijn geweest. Na de afscheidsceremonie volgt het galadiner. Aan de kapiteinstafel wordt er alvast hardop gedroomd over reizen naar soortgelijke exotische oorden. Galapagos, Tristan da Cunha en Sint-Helena: hoe onbereikbaarder, hoe beter. De kapitein, die jarenlang op een legendarisch vracht- en passagiersschip door Frans-Polynesië heeft gereisd, suggereert Pitcairn: een eilandje van 4,6 vierkante kilometer waarvan het handjevol inwoners rechtstreeks van de muiters van de Bounty en hun Polynesische vrouwen afstamt, en van top tot teen gehuld is in de kleding en merchandise van de cruiseschepen die er sporadisch aanleggen. Ik hang aan zijn lippen: van exotische uithoeken krijg je nooit genoeg.
Winq reisde mee op uitnodiging van Avila reizen (avilareizen.nl) aan boord van Le Jacques Cartier, een van de explorer-klasse schepen van de Franse rederij Ponant. De vliegtickets werden beschikbaar gesteld door Qatar Airways — een van de goedkoopste en kortste routes (14 uur) tussen Schiphol en de Seychelse hoofdstad Victoria loopt via de futuristische luchthaven van Doha.